© Guy Kokken
‘Regelmaat is een tegengif voor de chaos in mijn hoofd.’
Moment van schepping. “Ik geloof in de eerste ochtendgedachte. Na een nacht van 7 à 8 uur slapen, wanneer je problemen verwerkt, ontwaak je soms met betrouwbare inzichten. Dat kan iets kleins zijn, over je persoonlijke of professionele leven. Ik ben net met pensioen en in de periode dat mijn opvolgster aan het overnemen was, stond ik bijvoorbeeld op met een gevoel van vertrouwen, dat ze het goed zou doen. Ook aan dromen hecht ik belang. Niet dat je droomt over een slang en dat die dan staat voor zus of zo, maar vaak kom je later, al associërend, bij de echte betekenis. Vannacht droomde ik over een scheldende Gordon Ramsay, al weet ik nog niet wat dat wil zeggen.” (lacht)
“De ochtend houdt een belofte in. Het is het moment van de schepping, al klinkt dat nogal groot. Ver in de toekomst kijken kan niemand, enkel in die stretch die in het bereik van de dag ligt. De kleur blauw die je ziet vlak voor de zon opkomt, herinnert daaraan en geeft me een veilig gevoel. Pick yourself up, dust yourself off and try all over again. Dat idee. Je kan elke dag herbeginnen. In de ochtend ben ik het productiefst.”
Dicht op mijn vel. “Ik was altijd al gedisciplineerd. En als ik iets niet graag doe, dan zet ik de timer. Dat doe ik al sinds mijn studententijd. Ik studeerde van 9 tot 12, van 13 tot 16 uur en van 18 tot 20 uur en dan was ik klaar. Die regelmaat heb ik niet van thuis mee – integendeel. De kindertijd van Elly, het hoofdpersonage uit mijn roman met haar chaotische jeugd, zit erg dicht op mijn vel.”
“Ook ik had een labiele moeder die een verleden bij elkaar had verzonnen. Bepaalde gebeurtenissen uit het boek heb ik echt meegemaakt. Zoals wanneer de moeder met een jerrycan benzine het huis binnenkomt. Ze giet een straal uit over de tegelvloer in de woonkamer, wandelt tot in de keuken en badkamer, en steekt die in brand. Ik omschrijf het als een blauwe slang die wegglipt en hoewel dat beeld duidelijk in mijn hoofd zit, weet ik niet zeker of het er werkelijk zo uitzag. En ook niet of het tot het einde van het huis heeft gebrand. Er is een laag over de herinneringen gekomen.”
‘Als je over dingen vertelt of schrijft, kunnen ze van betekenis veranderen. Dé waarheid is iets moeilijks.’
“De werking van het geheugen fascineert me. Als je over dingen vertelt of schrijft, kunnen ze van betekenis veranderen. Dé waarheid is iets moeilijks. Ik ben ervan overtuigd dat je jezelf verhalen kan vertellen die niet per se zo gebeurd zijn – zoals mijn moeder. Sommige herinneringen uit mijn jeugd waren zo onwaarschijnlijk dat ik er later aan heb getwijfeld. Ik vertelde er niet snel over omdat ik bang was om gecatalogeerd te worden als fantast. Zoals mijn moeder in haar verzinsels geloofde, zo wilde ik niet gezien worden. Tijdens het schrijven ging ik dingen checken. Ik sprak mensen die destijds hebben gezien hoe mijn moeder inderdaad op haar blote voeten onze auto de Leie in wilde duwen.”
Overlevingsstrategie. “Het schrijven op zich was niet therapeutisch. Ik had altijd een andere overlevingsstrategie. Voor mij is regelmaat nog steeds een tegengif voor de chaos in mijn hoofd. Het is wat gek dat ik als producer ging werken, want dan doe je niets anders dan branden blussen. Maar ik heb vroeg geleerd dat je de dingen in het leven op een zekere manier kan controleren, door ze te timen of in te delen, en het belangrijke van het minder belangrijke te onderscheiden. Hoewel ik in intuïtie geloof – vandaar het belang van die eerste ochtendgedachte – vind ik dat je problemen kan oplossen door erover na te denken. Ik heb geen aanleg voor depressie, maar in het leven zijn er periodes van hoogland en laagland. In periodes van laagland beschermt gedisciplineerd werken je tegen dat laagland. Ook nu ik met pensioen ben, zal ik mijn tijd blijven indelen. Net omdat je een zee van tijd hebt, moet je die structureren.”
‘Als je veertig jaar samen bent, word je weleens verliefd op een ander. Het gaat erom wat je ermee doet.’
“In het boek heeft Elly een andere overlevingsstrategie. Ze blijft haar geliefde gebruiken als hefboom om vooruit te geraken. In de roman is de ontrouw gebaseerd op eigen ervaring, maar mijn man weet waar de fictie begint en de waarheid stopt. Als je veertig jaar samen bent, word je weleens verliefd op een ander. Het gaat erom wat je ermee doet. In Gent zeggen ze dat je elkaar wat koord moet geven. Zoals bij een vlieger. Als je die te kort en strak houdt, stort die neer.”
Dit boek is een leugen, met de raadselachtige waarheid op schoot’: zo luidt het in een vooraf aan ‘Blauw dat wemelt’, de debuutroman van VRT-medewerkster Inge Sierens. In de dankbetuiging achteraan in het boek gaat ze er verder op in: ‘dat betekent niet minder dan dat ik zaken onthul die voor mensen in mijn omgeving herkenbaar zijn. Ik verontschuldig mij uitdrukkelijk als ze zouden vinden dat ik mijn geliefde doden onrecht aandoe. Ondanks alles is ‘geliefd’ hier het sleutelwoord.’ (p.277)
Hoofdpersonage in de roman is de 55-jarige Elly, die in 2015 (de jaren waarop een deeltekst betrekking heeft, worden telkens bij het begin ervan aangeduid) terugkijkt op de ‘kantelmomenten’ van haar leven. Mooi aan het geheel is dat Sierens haar roman niet in een rechttoe rechtaan kader heeft geplaatst. Herinneringen worden in een gebroken tijdlijn aangereikt, of zoals het luidt op p.76: ‘Natuurlijk schuift het geheugen in lagen over de oorspronkelijke herinneringen en is het onmogelijk om een verre gebeurtenis te zien zoals ze zich op het moment zelf afspeelde.’ Op die manier vraagt Sierens van haar lezers een doorgedreven inspanning om zo zelf te gaan ontdekken wat het een verbindt met het ander, waar waarheid overloopt in fictie. Elly slaagt erin met open vizier de confrontatie aan te gaan met haar verleden. Brandpunt erin is het jaar 1990, ‘ze had haar broers nooit verteld over haar inzinking (…) En dat deed ze ook nu niet, al was dat een kantelpunt geweest in haar leven. (…) Ze had met scha en schande geleerd om niet al te vaak over de gebeurtenissen van thuis te praten.’ (p. 134) Wat eraan voorafging en wat nadien is voorgevallen, wordt gaandeweg de blik achteruit duidelijk gemaakt: de moeder van Elly die op zijn minst gezegd een ‘afwijkend’ gedrag vertoonde (ze ging begin de jaren ’80 in therapie bij de omstreden Steven de Batselier in Leuven), de vader die de verantwoordelijkheid voor een gezin van vijf mensen niet aankon (hij is bankbediende en sluit zich ’s avonds in zijn bureau op om aan zijn romans te werken – wordt hier autobiografisch verwezen naar Frans Sierens??), de relatie die Elly als zestien- zeventienjarige had met de 10 jaar oudere Adam, die in 1990 weer in haar leven opduikt, de dood van haar moeder …. Het convergeert allemaal in dat jaar 1990, het jaar waarin Elly het op zeker moment zelf niet meer ziet zitten, maar dan toch weer kan terugvallen op haar man Jan en haar zoontje Oscar.
‘Blauw dat wemelt’ -de titel verwijst naar een moment in 1990, als Elly voor het zwembad staat en woorden tracht te vinden om ‘de magische, ongrijpbare vlekken in wemelend blauw te beschrijven. Ze komt niet verder dan blauw. Dat wemelt.’ (p.213)- is een roman die de auteur dicht op de huid zit, maar door de doordacht aangepakte uitwerking (zo wordt af en toe verwezen naar films die Elly uit hoofde van haar job op de omroep ondertitelt) en opbouw het louter persoonlijke overstijgt.